Doe Ideeën - De Stand
Een robot die ’s nachts naast het bed van een dementerende waakt. Een algoritme dat in een seconde een röntgenfoto leest. Een chatbot die een depressie herkent in een enkel zinnetje. Het klinkt als sciencefiction, maar midden 2025 is het de dagelijkse realiteit in steeds meer Nederlandse zorginstellingen. Alleen: lost deze digitale golf onze problemen op, of veroorzaakt hij nieuwe?
Van pilot naar hoeksteen van het stelsel
Adviesbureau McKinsey schetst het dreigende gat: zonder stevige digitale versnelling komen we in 2033 zo’n 245.000 zorgmedewerkers tekort. De rekensom is hard: bewezen toepassingen van kunstmatige intelligentie (AI), software die patronen herkent leert en autonoom beslissingen kan nemen, kunnen jaarlijks tot 22 miljard euro besparen. Maar zolang succesvolle proeven blijven steken in lokale experimenten, verandert er weinig aan de werkdruk. Het pleidooi is even simpel als onontkoombaar: denk digitaal vanaf de start, deel data via een landelijke architectuur en schaal op zodra iets werkt.
Ook onderzoeksorganisatie ZonMw zet druk op de ketel. In maart presenteerde ze het AI-signalement aan de minister van Volksgezondheid. De kern: AI kan de zorg menselijker maken door werkdruk te verlichten en kwaliteit te verhogen, maar daarvoor moeten zes cruciale kennishiaten worden gedicht. Van het valideren van modellen tot het meten van maatschappelijke impact, en van ethische kaders tot praktische opschaling. Het klinkt technisch, maar in feite gaat het om vertrouwen: wie durft een diagnose te baseren op een black box die nog niet volledig is getest?
AI in de praktijk
In een jaar tijd steeg het aandeel Nederlandse zorginstellingen dat AI gebruikt van 43 naar 70 procent. Opvallend genoeg neemt het gebruik in diagnostiek iets af: van bijna de helft naar een derde. De verklaring is alledaagser dan verwacht. Veel instellingen zetten AI eerst in om de papieren berg te verkleinen: patiëntdossiers samenvatten, data doorzoeken, administratie verlichten.
Ook medische beeldvorming is cruciaal. Philips wijst erop dat AI in echografie hartproblemen kan signaleren voordat het menselijk oog iets ziet.
In de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) wordt AI weer heel anders ingezet. De Nederlandse AI-Coalitie publiceerde in mei een kompas voor verantwoord gebruik, van automatische gespreksverslagen tot subtiele analyse van toon en woordkeuze. Jongeren zien er soms een anonieme hulplijn in tijdens de lange wachtweken.
De aaibare kant van robotica
In de ouderenzorg verschijnt AI in zachte vorm. Kenniscentrum Vilans testte een knuffelbare robot, Maatje, die naast mensen met dementie kruipt, onrust registreert en met eenvoudige gesprekjes probeert te kalmeren. Bij sommigen werkt het, bij anderen wekt het kinderlijke ervan weerstand. Het advies: zorg voor variatie in stem, uiterlijk en gedrag, alsof het acteurs zijn in een toneelstuk. Maar er klinkt ook een waarschuwing: het eerste effect kan warm zijn, de vraag is of het blijvend is.
Meer dan cijfers alleen
AI kan de zorg sneller, preciezer en toegankelijker maken. Algoritmen lezen een scan in seconden, ontdekken patronen die een arts niet ziet en brengen hulp naar de smartphone in de broekzak. De rekensommen zijn indrukwekkend, maar de echte waarde zit soms in het kleine: een MS-patiënt die dankzij thuismonitoring minder vaak naar het ziekenhuis hoeft, een oudere die via een sociale robot langer het gevoel houdt dat iemand luistert.
Wetgeving als nieuwe spelregel
Minder zichtbaar maar minstens zo ingrijpend is de Europese AI Act, de nieuwe verordening die medische toepassingen strenger reguleert. Veel zorginstellingen zijn nog niet klaar. Vanaf februari 2025 geldt al een verbod op systemen die kwetsbare groepen manipuleren. Medische AI valt bijna altijd onder ‘hoog risico’, wat betekent dat leveranciers moeten aantonen dat hun algoritmen transparant werken, door mensen worden gecontroleerd en dat datamanagement op orde is. Ziekenhuizen liggen voorop, GGZ en verpleeghuizen volgen. De wet maakt van een zorgrobot geen schattig speeltje, maar een medisch hulpmiddel onder toezicht.
De horizon van 2030
Stel: de wijkverpleegkundige heeft een draagbare scanner in haar tas. Ze maakt een scan, een cloud-algoritme geeft binnen minuten een diagnosevoorstel, en de AI Act borgt dat het model eerlijk en uitlegbaar werkt. In de GGZ kan iemand met zware klachten meteen terecht bij een digitale coach, wetend dat menselijk toezicht de laatste stap blijft. Het beeld is haalbaar, maar vraagt meer dan techniek. Bijscholing van personeel en investeringen in een betrouwbare digitale infrastructuur zijn noodzakelijk.
Niet iedereen aan boord
Blijft de vraag wie mee kan in deze digitale trein. Ouderen zonder smartphone, nieuwkomers die de taal nog leren, mensen met lage digitale vaardigheden, voor hen is AI geen vanzelfsprekende gereedschap. In de praktijk kan een chatbot de afstand soms vergroten, terwijl een tastbare robot als Maatje juist nabijheid schept. De technologie is neutraal, de toepassing niet.
Keuzes
AI kan artsen sneller laten werken, diagnoses scherper maken en patiënten een warmer gevoel geven. Tegelijk zijn er regels, twijfels en praktische obstakels. Wordt AI de hoeksteen die de zorg betaalbaar en toegankelijk houdt of blijft dat een belofte die niet wordt waar gemaakt?